Toine Heijmans in de Volkskrant: “Can Dündar. Amanuel Asrat. Omar Hazek.”
Op 20 januari werden op het festival Winternachten, in Den Haag, de Oxfam/Novib PEN Awards voor vervolgde schrijvers uitgereikt. Toine Heijmans schreef er een prachtig stuk in de Volkskrant over dat we hieronder integraal weergeven. Ook in The Guardian stond een sterk artikel over de uitreiking van de Awards. Op de avond zelf las de in Eritrea geboren journalist Habtom Yohannes een gedicht voor over de schrijnende zaak van de Eritrese dichter en journalist Amanuel Asrat. Maar eerst het artikel van Toine Heijmans:
IN VRIJHEID PRATEN OVER ONVRIJHEID
Over schrijvers en journalisten, gevangen in vakantielanden.
Door: Toine Heijmans
Mark Rutte is een eikel. Als ik dat schrijf, zal er geen geblindeerde auto parkeren voor mijn huis, er zullen geen mannen uitstappen die aanbellen en me zeggen even mee te komen zodat ze een paar vragen kunnen stellen, ze zullen me niet naar de extra beveiligde inrichting brengen in Vught. Mark Rutte zal over mij nooit verklaren: ‘Ik laat hem niet gaan’. Hooguit zal hij zeggen: je bent zelf een eikel.
Can Dündar. Amanuel Asrat. Omar Hazek. Namen die niemand kent. Ik ook niet. Ze zijn in Den Haag voor de opening van het internationale literatuurfestival Winternachten waar ze een prijs krijgen, de Oxfam Novib PEN Award; niet voor hun gedichten en romans of voor de krant waarvan ze hoofdredacteur zijn maar voor, nouja, hun ongeluk. Ze zijn in een land geboren waar je als schrijver beter niet geboren wordt, en schrijven desondanks.
Ze zijn hier alleen in naam. Can Dündar is sinds november opgesloten in Turkije, omdat zijn krant Cumhuriyet onwelgevallig publiceert over de macht. ‘Deze persoon zal een hoge prijs betalen’, zei de Turkse president Erdogan over Dündar, ‘ik laat hem niet gaan’. De dichter Amanuel Asrat is hopelijk nog ergens opgesloten in Eritrea – sinds zijn arrestatie vijftien jaar geleden weet niemand waar hij is, misschien is hij dood. De Eritrese president Isaias Afewerki zei over hem: ‘Je kunt niet zeggen wie spion is en wie journalist’. De Egyptische Omar Hazek is net vrij na twee jaar gevangenschap maar wordt vlak voordat hij afreist naar Den Haag tegengehouden op het vliegveld van Caïro en krijgt een uitreisverbod.
“Er wordt veel gelachen vanavond. Ook als aan de orde komt dat twee eerdere
winnaars van de prijs niet lang daarna zijn vermoord”
Het gebeurt allemaal vlakbij en in vakantielanden, maar ik weet er nauwelijks van. Je hoort wel eens dat schrijven gevaarlijk is, maar als Nederlander maak je je drukker over Nederlandse dingen zoals de verkiezing van een parlementsvoorzitter, de excuses van een minister of de mogelijkheid van een Elfstedentocht. Het zijn ook lastige buitenlandse namen: Can Dündar, Amanuel Asrat, Omar Hazek.
Jung Chang is er wel, de beweeglijke Chinese schrijfster (Wilde Zwanen) die in tien minuten haar geschiedenis vertelt – dat ze haar eerste gedicht verscheurde en door de wc spoelde toen de mannen van Mao haar flatgebouw kwamen doorzoeken, dat boeken lezen volgens Mao dommer maakt, dat ze zelf, net als haar boeken, verboden is in China. De autoriteiten doen er hun best haar naam uit internet te gummen. Ze lacht erbij.
Er wordt veel gelachen vanavond. Ook als aan de orde komt dat twee eerdere winnaars van de prijs niet lang daarna zijn vermoord.
Renate Dorrestein breekt het zweet uit als ze vertelt over haar correspondentie met de Chinese dissidente Liu Di, waarover ze het boekje Penvriendin in China schreef. Naïef en Nederlands direct begon ze per e-mail vragen te stellen, totdat Liu verdween – je hebt geen idee, zegt Renate, wat je aan kunt richten vanuit je eigen comfortabele schrijversleven. Liu kwam weer boven maar hun contact verwaterde in onbegrip en angst; je kunt als schrijver graag en overtuigd een andere schrijver willen helpen, zegt Renate, maar het gevaar is dat je in heerlijke onwetendheid nog meer stuk maakt.
Een vriend van Omar Hazek leest in zijn plaats de toespraak voor die Omar voor deze prijsuitreiking schreef. Het is een opsomming van namen van journalisten en schrijvers, in Egypte gevangen of gemarteld of allebei. Het is een speech als een onweersbui met dikke lauwe regendruppels. ‘Dear friends, I am really sorry for being out free while you are held there.’
Het is ongemakkelijk, in alle vrijheid praten over onvrijheid. De vraag is toch wat je zelf zou doen, mocht Mark Rutte zich tot een dictator ontpoppen. Sjostakovitsj bleef aan de veilige kant in het stalinistische Rusland. ‘Misschien was hij een lafaard’, zei schrijver Julian Barnes afgelopen weekend in de Volkskrant. ‘Als het tegenovergestelde van een lafaard een held is (…) die vervolgens vermoord wordt, net als zijn gezin, net als zijn vrienden, wat is die held dan? Een dwaas?’
Aan het eind van de avond doemt ook de vraag op wat dit allemaal zegt over de vrijheid van meningsuiting in Nederland. Die heeft ook z’n beperkingen. Maar waarom zou het altijd over Nederland gaan? Hier gaat het over Turkije, Eritrea en Egypte. Over Can Dündar, Amanuel Asrat en Omar Hazek. Die hebben genoeg aan zichzelf.
Daarom schrijf ik die namen nog maar eens op. Als je ze een paar keer leest, is er niks ingewikkelds aan. Can Dündar. Amanuel Asrat. Omar Hazek.