Marjan Slob: ‘Sinds een paar maanden ben ik ambassadeur van Ulzadzimir Mackievic, en neem ik zijn portret mee naar openbare optredens. Het was voor mij heel helder dat ik natuurlijk Uladzimirs maatje wilde zijn, vanwege het belang dat ik hecht aan het vrije denken en zoekende schrijven. Ik zegde dus toe uit algemene principes. Ik had niet voorzien dat Uladzimir zo onder mijn huid zou kruipen. Ik voel me betrokken, kwetsbaar en strijdlustig. De mondiale beweging richting autocratie voelt opeens extra dichtbij.’
Tweede brief:
Beste Uladzimir Mackievič,
Vandaag schrijf ik u vanaf de tafel in mijn woonkamer in Utrecht. De lucht is opengebroken en door het raam kan ik het silhouet zien van de Nicolaaskerk. Het carillon heeft net het gebruikelijke zondagmiddagconcert van een half uur gegeven; ik ben geen deskundige, maar de klokken schijnen een uitzonderlijk mooie klank te hebben en mijn stad heeft een beiaardier aangesteld die elke zondag een nieuw concert van een half uur voorbereidt. Wat een luxe.
Inmiddels heeft uw foto mij een paar keer vergezeld als ik een praatje of een lezing geef. Ik plaats de ingelijste foto dan op een lege stoel, en vertel op enig moment kort over u, en over de verwantschap die ik met u voel. Ik zeg onder meer dat ik niet de illusie heb dat ik werkelijk iets voor uw vrijlating kan doen, maar dat ik wil uitdrukken, en wil laten zien, dat ik me verbonden voel. Dat werkt als een speech-act. Want natuurlijk trek ik me in abstracto het lot aan van denkers wiens gedachten gesmoord worden. Maar door uw portret daadwerkelijk mee te nemen, in een tas aan mijn fiets te hangen, te bewaken in de trein, en er een geschikte podiumplek voor te zoeken – door er op die manier concreet en praktisch vorm aan te geven – wordt die verwantschap steeds minder abstract. Ik ben daardoor geraakt, en het voelt zwaar en serieus – maar ook goed en zinvol.
Gisteren nam ik in een café in deze stad deel aan een talkshow. Het ging over van alles en nog wat: over het vuurwerkverbod dat de gemeente had uitgevaardigd, maar niet kon handhaven (mede omdat er een dorp verderop vuurwerk volop vuurwerk verkocht werd). Over het nut van het afschaffen van de boete op het te laat terugbrengen van bibliotheekboeken. Er werd een overleden ijsjesmaker van Italiaanse afkomst herdacht, een zwierige man die de eerste chique ijssalon van de stad had geopend. Mij werd gevraagd om de nieuwjaarsspeech van onze burgemeester te becommentariëren. De burgemeester sprak over twee gevaren: het gevaar dat Utrechters zich laten meeslepen door een onderbuikgevoel, en anderen verantwoordelijk stellen voor hun eigen onvrede en precaire positie. En het gevaar dat we ons lam laten slaan door zorgen over de grote ontwikkelingen in de wereld, zorgen over autocratisch leiderschap, oorlogen, klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit. De speech was stilistisch wat braaf, zoals het een burgemeester betaamt, maar inhoudelijk was ik het er zeer mee eens. Het leven voelt soms zwaar – zelfs hier in Utrecht. En het gaat erom hoe je dan de verantwoordelijkheid voor je eigen leven draagt. Niet door die af te schuiven op een zondebok (hier in Utrecht zijn immigranten of ‘de elite’ vaak de pineut). En ook niet door je wereldje piepklein te maken, zodat je de pijn niet hoeft te voelen. Maar door, zoals ik het zelf graag zeg, ‘zoveel realiteit toe te laten als je zelf aankunt’.
Beste Uladzimir, ik hoop dat ik met deze korte brief uw zinnen wat heb verzet, en u heb laten merken dat er aan u gedacht wordt.
Bon courage en alle goeds,
Marjan Slob
Utrecht, Nederland.
Eerste brief:
Beste Uładzimir Mackievič,
Ik ken u niet, maar PEN attendeerde me op uw bestaan. Van hen hoor ik dat u op dit moment al ruim twee jaar zit opgesloten in de gevangenis, omdat de Wit-Russische autoriteiten u betichten van extremisme. Als de actieve burger, ervaren beschouwer en opiniemaker die u bent, wist u vermoedelijk welk risico u liep door zich uit te spreken over de situatie in uw land, en heeft u dat risico welbewust genomen.
In cruciale opzichten verschillen wij van elkaar. Zo weet ik niet hoe gevangenschap voelt, en heb ik nooit de innerlijke moed hoeven aanspreken om publiekelijk een riskante stelling in te nemen. Toch – al klinkt dat vast aanmatigend – voel ik me ook met u verwant. Net als u ben ik filosoof en essayist. Momenteel ben ik Denker des Vaderlands: een eretitel die ik twee jaar lang mag dragen. Als Denker des Vaderlands word ik geacht om de schoonheid en het belang van filosofie aan een zo breed en gevarieerd mogelijk publiek uit te dragen. Dat doe ik hartstochtelijk, volop, en naar mijn beste vermogen.
Filosofie spreekt niet iedereen aan, en dat hoeft ook niet. Maar juist in mijn huidige rol merk ik dat heel veel mensen rondlopen met vragen die feitelijk filosofisch van aard zijn, of althans een filosofische dimensie hebben. Mijn grootste geluk is het om in een zaal te spreken (groot of klein, in Amsterdam of in een Nederlands provinciestadje) en gaandeweg de ogen te zien gaan glinsteren. Niet omdat wat ik zeg nu zo fantastisch is, maar omdat mensen merken dat er ruimte is voor filosofische v
erwondering. En vooral omdat ze ervaren dat ze die verwondering kennelijk delen met andere bezoekers.
Voor mij gaat filosofie in wezen om de vraag hoe een mens op aarde een goed leven leidt. Dat is een vraag zonder antwoord: er kan alleen een respons op komen – een respons van gevoelige mensen die vanuit hun eigen tijd en hun eigen situatie proberen uit te drukken wat er in hun leven toe doet, en wat dan ‘goed’ mag heten. Opmerken hoe die vraag aan de orde is in concrete mensenlevens – in het leven van je landgenoten, van je buren, van jezelf – dat is voor mij het desem van samenleven: het is waardoor een samenleving lucht krijgt en veerkracht behoudt.
Afgaande op uw biografie, bent u iemand die de vraag hoe mensen goed (samen)leven herhaaldelijk en publiekelijk aan de orde heeft gesteld. Ik maak dat op uit uw sleutelrol bij Charter ‘97, het burgerinitiatief tot herstel van de mensenrechten in uw land. Maar ook uit het oprichten van de Vliegende Universiteit, toen uw regering het u verbood om nog langer les te geven aan de staatsuniversiteiten. Ik bewonder dat zeer in u.
Het valt me op dat het regime u aanklaagt voor ‘extremisme’ omdat u de koers van uw regering ter discussie stelt. De inhoud van uw werk ken ik niet goed; taal- en cultuurbarrières staan dat in de weg. Maar ik weet wel dat het altijd het werk van filosofen is geweest om te wijzen op de toevalligheid van één bepaalde wereldse koers, en om te laten zien hoe andere aannames tot mogelijke andere le
efwerelden leiden. Alleen dankzij dergelijke verbeeldingskracht blijft een samenleving duurzaam vitaal. Uw regering begreep duidelijk niet dat u uw land in feite een dienst wilde bewijzen door alternatieve manieren van denken en doen in omloop te brengen. De nieuwe regering van mijn eigen land heeft daar overigens ook moeite mee, gezien de grote bezuinigen op wetenschap en kunst die zij van plan is uit te voeren.
Het zijn wereldwijd zware tijden. Soms valt het mij moeilijk om moed te houden. Hoeveel moeilijker zal dat niet zijn voor u, in uw situatie! Ik hoop dat uw verbeeldingskracht u overeind houdt, en ik hoop ook dat dit onverwachte contact u een beetje sterkt. Weet: u bent opgesloten, maar u bent niet alleen.
Over een tijdje zal ik u weer schrijven. Met een hartelijke groet,
Marjan Slob
Marjan Slob is filosoof, spreker en essayist. Ze schrijft columns en essays voor o.a. de Volkskrant en Filosofie Magazine en hielp tal van organisaties om filosofische en wetenschappelijke inzichten te verbinden met de maatschappij. Haar vrije werk is bekroond, zo won Hersenbeest in 2017 de Socratesbeker voor het beste Nederlandstalige publieksfilosofieboek, en kreeg De lege hemel in 2022 de tweejaarlijkse J. Greshoff-prijs voor (literair) essay. Zij is momenteel de Denker des Vaderlands.
Uładzimir Mackievič is een Belarussische filosoof, methodoloog, essayist, publicist en TV presentator. Op 23 juni 2022 werd hij veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf wegens het ‘organiseren en voorbereiden van acties die de openbare orde ernstig verstoren’. Zijn rechtszaak vond plaats in Minsk, achter gesloten deuren. Hij speelde een sleutelrol in het oprichten van Charter’97, een burgerinitiatief gericht op het herstel van de democratie en mensenrechten in Belarus. In 2011, zo’n zeven jaar nadat zijn bevoegdheid om les te geven aan publieke universiteiten in Belarus werd ingetrokken vanwege zijn kritiek op Aliaksandr Lukašenka, richtte hij, samen met anderen, de Vliegende Universiteit op, een onafhankelijk platform dat kritisch denken stimuleert.