Penvriend in Cuba – brieven uit een gevangenis
Toine Heijmans publiceerde vandaag (2 september 2015) een artikel in de Volkskrant over zijn correspondentie met de Cubaanse romanschrijver Ángel Santiesteban Prats, die tot een week geleden in de gevangenis zat. Heijmans voerde deze correspondentie in het kader van het PEN-vriendenproject. Met toestemming van de Volkskrant geven we het artikel ook hier weer. Met een bijrol voor Mark Rutte.
Ángel is een Cubaanse gevangene van het nu
Toine Heijmans in Cuba – column
Er is geen angst in de brieven die ik uit Cuba krijg. Toch moet ie ergens zijn. Misschien dat mijn vriend Ángel zijn angst voor zich uit duwt, in de hoop dat er een ravijn opdoemt waar hij die rommel in kan kieperen. En dan zorgen dat je zelf niet mee naar beneden valt: stil blijven staan op de rand van dat ravijn, dat lijkt me nog het moeilijkst.
Ondanks alles leerde ik Ángel in zijn brieven een beetje kennen, het afgelopen jaar. We kunnen elkaar niet zien, hij zit in de gevangenis en onze correspondentie legt telkens een weg af die geheim moet blijven. We houden het er maar op dat de postduiven die brieven bezorgen, ‘de duiven hebben weer goed werk gedaan’, schrijft Ángel dan. Als ik hem moedig noem, schrijft hij terug: ‘ik weet zeker dat jij hetzelfde zou doen’.
Er veranderd vanalles op Cuba. In Havana hebben ze de Amerikaanse vlag gehesen bij het Amerikaanse ambassade, de koude oorlog voorbij, en John Kerry zei: ‘we willen niet langer gevangenen zijn van de geschiedenis’. Maar Ángel is een gevangene van het nu, opgesloten omdat hij verkeerde woorden gebruikt.
Het was een idee van schrijversvereniging PEN om Nederlandse auteurs te laten corresponderen met gemuilkorfde collega’s in Bahrein, China, Vietnam en Cuba. Volgens het lijstje van PEN zijn vorig jaar 27 schrijvers vermoord, 20 ontvoerd of vermist, 285 opgesloten. Van Ángel Santiesteban Prats had ik niet eerder gehoord, maar in Cuba is hij bekend van mooie romans die prijzen wonnen. De problemen kwamen nadat hij een blog begon, De kinderen die niemand wilde, kritisch over de Castro-clan die Cuba beheert. ‘Vanaf dat moment werd mijn leven tot een chaos gemaakt: ik werd in elkaar geslagen, achtervolgd, opgepakt, veroordeeld en gevangen gezet.’
Ángel kreeg vijf jaar cel voor ‘huiselijk geweld’ tijdens een haastig proces zonder bewijsvoering.
Mijn zorg was dat ik hem verder in problemen zou brengen met mijn onwetendheid en aangeboren vrijheidsbesef. Zo begon de eerste brief. Geen angst, schreef Ángel terug: ‘Het is niet voor mijn vrijheid dat ik vecht en gevangen zit, ik doe er niet toe en indien nodig offer ik mijn leven op.’
Daarna verdween Ángel. Vrienden noch familieleden wisten waar hij was gebleven. Reporters Without Borders vroeg de Cubaanse dictator Raúl Castro hem vrij te laten – niets. Dat duurde maanden. Totdat de duiven hun werk weer deden en een brief bezorgden uit een geïmproviseerde gevangenis op de militaire basis in Jaimanitas, ‘met tralies tot aan het plafond van de patio en vierentwintig uur versterkte bewaking’, waar ze hem naartoe hadden gebracht. ‘Mijn verdwijning heeft absoluut niets met onze briefwisseling te maken’, schreef Ángel, ‘maar als dat wel zo was, dan is dat ook prima.’
Ángel ziet zijn gevangenschap als een noodzakelijk kwaad. Het is beklemmend om in zijn brieven te lezen over de praktijk van de onvrijheid. ‘Als ik slaap, slaap ik goed, hoewel ze me vaak wakker maken voor inspectie en dan nemen ze boeken, kranten, tijdschriften, berichten en alles wat ik geschreven heb in beslag. Daarom verscheur ik deze brieven meestal nadat ik ze heb gelezen, voor het geval ze de naam van een vriend of iemand anders erin zien staan. Dan worden die mensen namelijk geïnspecteerd wegens contact met een ‘vijand van de revolutie’.’
Dat woordje, ‘ze’, het anonieme ervan, het onaanraakbare, dat maakte me bang. Maar hem niet.
Op Cuba verandert vanalles. De ene na de andere president, premier, minister legt er aan met in zijn zog de leiders van grote bedrijven– je moet er snel bij zijn als er licht valt door een kier. Ik stuurde Ángel een foto van Mark Rutte die Raúl Castro begroet, afgelopen april, uitgelaten alsof hij bezig is een jeugdidool de hand te schudden.
‘Noem me een pessimist’, schreef ik Ángel, ‘maar ik zie vooral mensen die vooraan in de rij willen staan nu het ijs lijkt te smelten op jouw eiland, net zoals ze vooraan staan op de Noordpool.’ Ángel schreef: ‘Ik voel me nu somberder en pessimistischer dan ooit: ogenschijnlijk is het opheffen van het embargo een opluchting voor het Cubaanse volk, maar daarvoor moeten we een hoge prijs betalen, namelijk de continuering van de dictatuur die nu over haar zonen beschikt als voortzetters van het totalitarisme. Het betekent dat ons land als China of Vietnam wordt en we democratie en het naleven van mensenrechten wel kunnen vergeten.’
Drie keer beloofden ze hem vrij te laten. En opeens mocht hij gaan, vorige week, zonder reden en onder strikte voorwaarden en voorwaardelijkheid. Ik hoop dat Mark Rutte dat met zijn vriend Raúl Castro heeft geritseld, maar denk dat het anders is gegaan.