PEN Leest: Behrouz Boochani, een WhatsApp-verslag van de hel
Je gelooft het bijna niet. Dit aangrijpende verhaal, een gruwelsprookje, is niet bedacht door een schrijver van Netflix-series die weet dat wrede, barbaarse verhalen het goed doen bij het publiek. Dit is non-fictie. Dit verbijsterende verhaal, verteld door Behrouz Boochani, is echt gebeurd. Dit doet de ene mens de andere aan, in Australië, in de vrije westerse wereld, terwijl politici en burgers debatteerden over het effectief weren van ‘gelukszoekers’ en het sluiten van de grenzen.
De Iraans-Koerdische schrijver, dichter, journalist en politicoloog Behrouz Boochani besluit in 2013 zijn land te ontvluchten. Als redacteur van een tijdschrift voor Koerdische cultuur moet hij onderduiken toen zijn redactie werd gearresteerd. Hij werd door de autoriteiten gedwongen te stoppen met schrijven over politiek.
Hij vertrekt, met een handjevol spaargeld op zak en zijn dichtbundel op zijn hart, naar Indonesië. Daar vindt, na een tijd te hebben rondgezworven – honger, geen onderdak – iemand die hem voor 5000 dollar naar Australië zal brengen , waar hij asiel zal aanvragen. Het loopt anders.
Het is een barre tocht. In de vrachtwagen die naar zee rijdt zitten mensen dicht opeengepakt op een harde vloer, in een geur van angstzweet. Boochani bestudeert er de menselijke soort: geliefden troosten elkaar, ouders omklemmen hun baby, andere schelden en vitten en ellebogen zich naar een plaats bij de uitgang. Maar iedereen koestert de hoop op een beter leven.
De eerste boot, vol met slapende mensen, lijdt schipbreuk. Boochani ziet het schip langzaam vol water lopen: ‘Ik denk dat deze angst erger is dan de dood’, schrijft hij. Hij overleeft de ramp en belandt op een tweede schip, waar te weinig eten is en iedereen honger heeft.
Australië bereiken ze nooit. De Australische Marine entert het schip en brengt de vluchtelingen naar het eiland Manus, in de buurt van Papoea-Nieuw-Guinea. Het is een bounty-eiland, met wuivende palmbomen en parelwitte stranden. Maar die stranden zullen ze pas jaren later mogen betreden. Zij worden gehuisvest in grauwe barakken. Officieel is het een ‘offshore processing centre’, waar asielaanvragen worden verwerkt. Maar bij aankomst wordt hun meteen duidelijke gemaalt met een filmpje dat er geen kans is op asiel; Australië weigert iedere asielaanvraag van bootvluchtelingen. Ze moeten terug naar hun land.
Het asielcentrum op Manus – ook op het eiland Nauro is er een – is een gevangenis, en een van de ergste soort. Vierhonderd mannen, uitgeput van de reis, worden vastgehouden op een oppervlakte kleiner dan een voetbalveld, omheind door een hek. Ze horen het ruisen van de zee maar mogen niet naar buiten, krijgen slecht te eten. De toiletten zijn goor, met aangekoekte stront en sperma, overal zijn muggen, en ze slapen in een snikhete, stinkende ruimte ‘een donkere smalle tunnel van zestig meter lang, drie meter breed, twee meter hoog, en vochtig als een verregende ezelstal.’ Alles is erop gericht om de vluchtelingen, Rohingya’s, Bengalezen, Pakistanen, Afghanen, Iraniërs en Oeigoeren – zo te kwellen en murw te maken dat ze terug willen.
Boochani’s boek is een aanklacht tegen de manier waarop westerse overheden omgaan met medemensen in nood die toevlucht zoeken. Het is een ooggetuigenverslag dat het lot deze asielzoekers met alle beschamende details in beeld brengt. Maar het is ook een schitterend geschreven, soms poëtisch boek. En een messcherpe analyse van de werking van macht en vernedering. Het gevangenissysteem is bedoeld om de vluchtelingen te ‘ontmenselijken’. Zij krijgen een nummer en worden onophoudelijk beloerd door camera’s. Ze moeten overal voor in de rij staan. Ze worden geen seconde alleen gelaten. Ze mogen hun verveling niet verdrijven met spelletjes. De bewakers zijn domme wrede, machtsbeluste speknekken ‘met dikke reten , bilspleten met rivieren van gutsend zweet’. De ‘Nijlpaarden’ noemt hij ze. Ze tonen geen spoortje medeleven of begrip. Ze zijn vol haat vol haat tegen de vluchtelingen, die ze beschouwen als zware misdadigers.
De titel van het boek, Alleen de bergen zijn mijn vrienden, verwijst naar een oud inzicht dat onder Koerden leeft: Koerden hebben geen enkele vriend, niemand die ze kunnen vertrouwen. Alleen de bergen bieden bescherming. Was hij maar in die bergen gebleven, denkt Boochani soms.
Vrienden heeft hij wel. Zo is er de man die zich ‘Maysam de Hoer’ noemt, een acteur die kleine theatervoorstellingen geeft voor de anderen, waarbij hij danst en gekke typetjes speelt. Eindelijk wordt er gelachen in de gevangenis.
En er is Reza, ook een Koerd. Hij heeft de bijnaam ‘Zachtaardige Reus’. Reza blijft altijd kalm en waardig, en deelt zijn fruit met de anderen. Die goedheid irriteert de bewakers.
Na één jaar komen de gevangen in opstand: zij eisen duidelijkheid over hun rechten, en de duur van hun gevangenschap. De demonstratie wordt met geweld de kop in gedrukt. Er zijn vele gewonden en één dode, die overlijdt na harde klappen op zijn hoofd: Reza.
Dat wij nu weten hoe het er in dit ‘detentiecentrum’, dat pas in 2017 werd gesloten, aan toe ging, is te danken aan de moed van Boochani. Hij wist zijn smartphone de gevangenis in te smokkelen. Via Whatsapp hield hij contact met enkele vrienden en journalisten, en met zijn uitgever. In lange berichten vertelde hij het verhaal dat nu dit boek is geworden, soms met filmpjes, die later in een documentaire terecht zouden komen. Zo hield hij zelf de moed erin. Hij wist dat zijn verhaal, wat er ook met hem zou gebeuren, de wereld in was gestuurd. En hij bleef geloven dat hij deze hel zou overleven.
In een de laatste fase op Manus, in 2016, toen hij niet meer gevangen zat maar wel vrij kon rondlopen, schreef hij artikelen voor onder meer de The Guardian en The Financial Times, en gedichten voor tijdschriften.President Obama belooft 1250 Manus- vluchtelingen naar de Verenigde Staten te halen, onder wie Boochani. Het Hooggerechtshof van Papoea-Nieuw-Guinea oordeelt in 2016 dat de gevangenis moet sluiten en dat de rechten van asielzoekers zijn geschonden; de Australische overheid moet hun een schadevergoeding betalen.
In 2018 verschijnt No Friend But the Mountains, dat in korte tijd een internationale bestseller wordt. Boochani wint er de Victoria Prize for Literature mee, 100.000 dollar groot, de belangrijkste literaire prijs van Australië, het land dat hem gevangen hield en hem dan nog steeds niet heeft verwelkomt.
Zijn dankwoord spreekt hij uit op Manus, net als zijn TEDx-speech, en ook de wereldpers die in de rij staat om hem te interviewen, staat hij via telefoon en WhatsApp te woord. Hij is nu, toppunt van cynisme, een bejubeld bestsellerauteur én een gevangene. Pas in het voorjaar van 2019 mag hij van het eiland af; hij gaat gastcolleges geven in Nieuw-Zeeland en London. Het is de bedoeling dat hij zich binnenkort zal vestigen in de Verenigde Staten.
Behrouz Boochani ontvluchtte zijn land omdat de machthebbers daar hem het vrije woord ontnamen. Door te observeren en te schrijven bleef hij alert, en strijdvaardig. Hij bevrijdde zichzelf, en anderen, door aan het woord te blijven, door de schoonheid en kracht van geschreven, verspreide woorden. Die macht hebben woorden nog altijd.
Aleid Truijens
Behrouz Boochani: Alleen de bergen zijn mijn vrienden
Vertaald door Irwan Droog.
Jurgen Maas, 384 pagina’s, € 24,99