Impressies van het internationale PEN-congres 2018 in Pune, India

Door Vonne van der Meer

Tijdens het vorige congres, in Lviv, precies een jaar geleden, beloofde de organisator van dit jaar, dr. Ganesh Devy, de bijeenkomst te beginnen met een stilte. Een stilte die een uur zou duren. Dat klonk ons toen, na vijf congresdagen, als muziek in de oren. Gelukkig hield hij geen woord, want een stilte van vijf minuten bij de gedenksteen met de as van Mahatma Gandhi bleek al aan de lange kant. Stil zijn betekent ook stil staan of zitten, en niet naar de schaduw vluchten om aan je flesje water te lurken. In de brandende Indiase zon leek aan die paar minuten geen einde te komen.

De stilte bij de gedenksteen was een van de vele symbolisch geladen momenten tijdens dit congres. Als je als schrijver in India een school of universiteit bezoekt, word je niet welkom geheten met een kop koffie en een praatje in de lerarenkamer, maar met bloemblaadjes op je hoofd, een kralenketting om je hals en een rode stip op je voorhoofd. De diversiteit aan talen (in India en in de wereld) werd gevierd tijdens een kleurrijke processie door de stad, waarin naast schrijvers honderden studenten meeliepen, begeleid door traditionele muziekgroepen. Voor ons waren de aandacht en symboliek waarmee elk Indiaas programmaonderdeel werd omgeven een weldaad. Ze stonden in schril contrast met de allesbehalve symbolische veiligheidsmaatregelen rond dit congres: spiegels onder de taxi’s, tassen door de scanner en gefouilleerd worden iedere keer dat je het hotel betrad.

Het congres had woorden van Nobelprijswinnaar Rabindranath Tagore als motto: Where the mind is without fear. Ook dit jaar werden er drie empty chairs gepresenteerd, lege stoelen met de foto van schrijvers die hun fearlessness hebben moeten bekopen met gevangenschap of zelfs met de dood. PEN Nederland mocht de empty chair presenteren voor de in oktober 2017 op Malta vermoorde journaliste Daphne Caruana Galizia. De tweede empty chair was voor de Oekraïense filmmaker Oleg Sentsov, op dat moment al meer dan honderd veertig dagen in hongerstaking in zijn cel in Siberië.

Een deel van het congres werd besteed aan het afwikkelen van de formele, maar nu eenmaal noodzakelijke procedures: de (her)verkiezing van bestuursleden; het welkom heten van nieuwe PEN-centra, waaronder PEN Kaapverdië en een vernieuwde PEN Rusland. Veel tijd ging heen met het bestuderen en becommentariëren van resoluties (kritische verklaringen die na het congres gestuurd zullen worden naar de regeringen van onder meer Hongarije, Nicaragua, Australië, Iran). Dit jaar waren het er maar liefst zevenentwintig.

PEN Nederland dringt er al jaren bij het internationale bestuur op aan het aantal resoluties te beperken. En de inhoud toe te spitsen op de beknotting van vrijheid van meningsuiting, in al haar verschijningsvormen. Nu werd er ook gestemd over een resolutie over, bijvoorbeeld, het naleven van het verbod op chemische wapens. Is het zinvol dat wij daar, die paar dagen per jaar dat we bij elkaar zijn, onze tijd aan besteden? Moet PEN zich überhaupt over zulke kwesties uitspreken? Ook dit jaar hebben wij weer gepleit voor minder resoluties. Het produceren van resoluties lijkt een doel op zich te zijn geworden. Wat willen we bereiken, en welke strategie werkt het best – dat zijn vragen die elke keer opnieuw gesteld zouden moeten worden.

De waarde voor het bijwonen van een congres is voor ons, het moge duidelijk zijn, niet gelegen in het stemmen over resoluties, of op mensen die we soms nauwelijks kennen. Maar er stond meer op het programma: zo gaven de verschillende centra aan welke concrete acties ze ondernemen, deels samen met anderen, binnen de verschillende commissies: de Writers for Peace Committee, Women’s Committee, Translation and Linguistic Rights Committee, en Writers in Prison Committee. Bij deze laatste commissie brengen wij jaarlijks verslag uit. Het WIPC is, wat ons betreft, de kern van het PEN-werk en Sytske Sötemann het hart van ons bestuur.

We zijn in de eerste plaats naar Pune afgereisd om de contacten te verstevigen. Als we informatie nodig hebben van de staf in Londen, is het domweg makkelijker telefoneren met iemand die we kennen. Tijdens een congres doen we ideeën op, en kunnen we de onze naar voren brengen. Zo heeft Peter Abspoel dit jaar het probleem aan de kaak gesteld dat er weinig Afrikaanse PEN-centra vertegenwoordigd waren, vanwege de hoge reiskosten en de moeilijkheid visa te verkrijgen. Dit leidde onder meer tot plannen om een nieuw, speciaal fonds op te zetten. Hij bekritiseerde ook de neiging om te zeer te focussen op problemen die reeds veel aandacht krijgen van andere organisaties, en bepleitte dat PEN International zich meer zou richten op kwesties die anderen laten liggen – zoals de crisis in West-Kameroen, waarin de rechten van een taalgemeenschap en de vrijheid van meningsuiting op het spel staan. Deze suggestie krijgt naar alle waarschijnlijkheid een vervolg. We hebben ook een discussie geëntameerd over de wenselijkheid om het volgende congres op de Filipijnen te houden.

Zelf veerde ik op bij een pleidooi van de Noor, Eugene Schoulgin, senior adviseur van het bestuur. Hij vindt dat PEN zich weer meer zou moeten toeleggen op het bezoeken van schrijvers in gevangenschap en op het onderhouden van contact met hun familieleden. In een gesprek dat ik met hem had, vertelde hij dat gevangenissen steeds minder geneigd zijn anderen dan naaste familieleden bij een gevangene toe te laten. Maar dat we het moeten blijven proberen. Naast kaarten en brieven is de aanwezigheid van een schrijver die de moeite neemt je op te zoeken, een niet te onderschatten steun. En een zeer welkome onderbreking van een gevangenschap waarvan het eind vaak nog niet in zicht is. We hebben afgesproken dat Schoulgin, mocht het zinvol zijn, PEN Nederland in de toekomst bij deze bezoeken betrekt. Als het bestuur zelf niemand kan sturen, zou een Nederlands correspondent in het buitenland (er is het laatste jaar een flink aantal correspondenten PEN-lid geworden) misschien kunnen gaan.

De talloze veiligheidsmaatregelen bleken niet voor niets zo streng. Sinds 2015 zijn er in India op verschillende plekken schrijvers vermoord: Dr. Kalburi, folksinger Kovan en de journalisten Gauri Lankesh en Shuhad Bukhari. Het geweld werd gepleegd door aanhangers van fanatieke Hindoe-nationalistische groeperingen voor wie een hoopvolle, poëtische regel als where the mind is without fear al een provocatie is.

Op de laatste congresdag werd de derde empty chair neergezet voor de Indiase Gauri Lankesh.