Elspeetlezing Michel Maas
Michel Maas, journalist en bestuurslid van PEN Nederland, gaf op 2 juni een lezing bij Stichting Elspeet over de invloed van censuur en het verzet daartegen. Hieronder staat de hele speech om terug te lezen:
‘Het is niet onze taak om te behagen, maar uit te dagen.‘
De Britse schrijver Hanif Kureishi sluit geen compromissen als hij het over het schrijverschap heeft. Hij houdt van de klootzakken onder de schrijvers, de eigenwijzen, en wil er zelf ook een zijn.
Censuur?
Ook Salman Rushdie is er niet voor gezwicht. Hij heeft zijn Duivelsverzen bijna met de dood moeten bekopen, maar zelfs het vermoeden van censuur maakt hem nu razend.
Ik ben hier vanavond om te zeggen wat ik wil, en ik ben me meer dan ooit ervan bewust wat een geweldig voorrecht dat is. Ik spreek hier als schrijver, journalist en bestuurslid van PEN Nederland. Ik spreek ook een beetje als iemand die achttien jaar als correspondent heeft gewerkt in Zuidoost-Azië. Daar is dictatuur, de sterke man, het regeringsmodel bij uitstek, en bij elke vorm van dictatuur hoort een eigen vorm van censuur.
Boekverbrandingen in Indonesië, totale controle in Myanmar, een geschifte koning in Thailand waarover niet mag worden geschreven, of Singapore dat gerund wordt als een bedrijf met een CEO aan het hoofd en met contractclausules die kritiek verbieden.
Allemaal zijn ze anders, maar allemaal hebben ze dat ene ding gemeen:
Censuur.
Overal wordt daar mensen de mond gesnoerd. Altijd voel je er de angst. Je voelt de stiltes die vallen, woorden niet gezegd mogen worden, thema’s die niet mogen worden aangeroerd.
Waar censuur is, wordt alles ongemakkelijk.
Omdat je altijd over je schouders moet kijken.
Censuur is niet iets van tekst alleen. Het is erger dan gevangenisstraf, het is een gewelddadige bezetting van de menselijke geest. Knokploegen, rechters, burgemeesters, boeren, politici en koningen maken zich namelijk meester van het intiemste dat je hebt: je eigen gedachten. Als die niet meer vrij zijn, is niets het meer.
Literatuur hoort immuun te zijn tegen alle vormen van censuur, een vrijplaats voor het denkende woord. Ik haalde de Britse schrijver Hanif Kureishi al aan, en doe dat nog maar een keer:
‘Het moet onderdeel zijn van het werk van een schrijver om aanstoot te geven, te godslasteren, mensen woedend te maken en zelfs te beledigen.’
Kureishi walgt bij het idee van veilige, bange kunst.
‘Ik wil niet leven in een sfeer van angst en verboden, waarin schrijvers bang zijn hun ware ik te uiten uit angst ergens iemand voor het hoofd te stoten.‘
Kureishi dicteert dit in een ziekenhuisbed. Door een val is hij verlamd aan armen en benen, maar dat weegt allemaal kennelijk niet op tegen de ergernis die hij voelt over een nieuw verschijnsel dat in de literaire wereld is opgedoken: de sensitivity reader, de gevoeligheidslezer. Dat is kennelijk een beroepslezer, en een lezer met maar één taak: gevoeligheden aan te wijzen in de teksten die hem worden voorgelegd, en schrappen.
Zelfs Nederland ontsnapt er niet aan. De ooit zo geroemde Nederlandse vrijheid staat onder druk. Tractorbestuurders parkeren voor huisdeuren, het internet zweept mensen op, de regenboogvlag, de omgekeerde vlag, de orthodoxe islam: allemaal zijn ze uitingen van een nieuwe boosheid, of ze worden gebruikt om andere mensen boos te maken.
Net als censuur neemt ook die boosheid verschillende vormen aan, maar al die vormen hebben iets gemeen: ze ontaarden uiteindelijk in bedreigingen, jagen schrijvers op de vlucht, en snoeren dichters de mond.
Lale Gül moest onderduiken omdat ze had beschreven hoe ze onder druk werd gezet door de religie van haar ouders en grootouders, en hoe moeilijk het was om aan die verstikkende omgeving te ontsnappen. En Pim Lammers: hij werd veroordeeld door een meute die met rieken en fakkels zijn boeken in brand kwam steken. Ze hadden niets van hem gelezen, behalve dat ene citaat dat iemand had opgediept en dat online van hand tot hand ging. Dat ene citaat was kennelijk genoeg om een schrijver te brandmerken. Lammers trok zich terug als dichter.
‘Een gedicht schrijven is mij geen doodsbedreigingen waard’, zei hij.
Met Gül en Lammers is angst de literatuur in geslopen, en waar angst regeert, heeft censuur het pleit al half gewonnen. Natuurlijk zette PEN Nederland zich met zijn volle gewicht achter Gül en Lammers. Alle bestuursleden tekenden een advertentie die Lammers verdedigde, en PEN hielp met het zoeken naar een veilig onderkomen voor Gül. En terecht. Dit waren bij uitstek twee gevallen waarvoor PEN Nederland in het geweer hoorde te komen. Daar is het voor opgericht.
En toen kwamen Roald Dahl en de sensitivity readers.
De Britse Daily Telegraph meldde dat heel het oeuvre van Roald Dahl op verzoek van zijn Britse uitgever was doorgelicht door ingehuurde Sensitivity Readers, gevoeligheidslezers. Die hadden zich over de teksten gebogen, en dat had geleid tot honderden wijzigingen, schreef de krant.
Woorden die iemand zouden kunnen kwetsen waren verwijderd of gewijzigd. Heksen waren voortaan niet meer stiekem kaal onder hun pruiken, en ze waren ook niet lelijk, want er was immers niks mis met een wrat op een kin. De dikzak uit Sjakie en de Chocoladefabriek was niet meer dik, want ook dat was kennelijk een vervelend woord, hij was alleen nog maar ‘enorm’.
En de Oempa Loempa’s! Die waren geen jongetjes meer, ze waren ineens genderneutraal geworden, schreef de krant. Het bericht alarmeerde de boekenwereld, want dit riekte naar censuur. Niet de botte censuur van wettelijke verboden, brandstapels en gevangenisstraf, het was een subtielere vorm, maar niettemin: censuur.
Salman Rushdie, oud-voorzitter van PEN America en zelf slachtoffer van een Islamitisch volksgericht, veroordeelde de ingrepen onmiddellijk als ‘absurde censuur’. De toon van andere critici was al niet veel genuanceerder. Hanif Kureishi was met zijn felle tweets maar een van velen.
De meeste reacties kwamen rechtstreeks uit de onderbuik, en het waren er opvallend veel, ook in Nederland. Dat is natuurlijk heel goed nieuws, want dat betekent dat censuur in onze maatschappij nog steeds gevoelig ligt: ingrepen in wat mensen zeggen en schrijven worden met argusogen bekeken.
Maar was het echt censuur?
Vermoedelijk. Een sturende ingreep in een literaire tekst voelt altijd ‘fout’, zeker als zo’n ingreep postuum wordt gedaan, en dus buiten de wil van de schrijver om. Nog bedenkelijker wordt het als teksten worden opgeschoond, om mogelijk kwetsende woorden eruit te halen, en al helemaal als daarvoor een team van professionele sensitivity readers wordt ingehuurd.
De voorbeelden die The Daily Telegraph gaf werden overgenomen en wereldwijd doorgegeven, en bezegeld door vernietigende commentaren van literaire grootheden als Rushdie en Kureishi. PEN Nederland was aanvankelijk binnenskamers even negatief, even onthutst en even boos als alle anderen. Want natuurlijk was het fout in iemands werk te gaan wieden, vooral in dat van Roald Dahl die van ondeugendheid zijn handelsmerk had gemaakt. Als Dahl al te ver ging, hoe moest het dan met Céline, Burroughs, Miller, Baldwin? ‘The rude ones’, noemt Kureishi ze, de ruige schrijvers: zijn favorieten die alles geen reet kan schelen.
Ingrijpen in niet één, maar in alle boeken van Dahl tegelijk voelde op alle mogelijke manieren als heiligschennis, een milde vorm van een boekverbranding. Dahl zelf had bij leven nog gedreigd zijn Reuzenkrokodil af te sturen op elke uitgever die het zou wagen om ook maar één letter aan één van zijn boeken te veranderen.
Nou, die krokodil kon aan de slag, en liefst meteen!
Maar toen er werd aangedrongen op een snelle, spontane en vooral scherpe reactie van PEN Nederland stuitte dat toch op een zekere huiver.
Want hoe erg was het werkelijk? Wat wisten we nou eigenlijk? Er waren een paar voorbeelden die telkens opnieuw opdoken. Was dat niet hetzelfde als dat ene citaat van Lammers waarmee de meute was opgehitst? Moesten we Dahl er niet eerst eens zelf op nalezen? Was het echt erg dat Oempa Loempa’s hun geslacht verloren? Wist eigenlijk iemand dat ze er een hadden? Ooit waren waren het zwarte pygmeeën die waren gekocht in donker Afrika, en dat was lang geleden ook al veranderd, door Roald Dahl zelf. Dus je kunt niet zeggen dat er helemáál nooit meer iets aan een tekst mag worden veranderd.
Dat was ook precies het verweer van de uitgevers: die zeiden dat teksten altijd al werden aangepast en verbeterd, bijvoorbeeld omwille van de tijdgeest of de leesbaarheid, of omdat woorden in onbruik waren geraakt. Bij elke vertaling, elke nieuwe uitgave veroorloven uitgevers en vertalers zich immers nieuwe vrijheden. En als het goed gebeurt valt niemand erover, was het verweer.
Neem Frans van Doorens schitterende vertaling van De Goddelijke Komedie van Dante. Dat is een prozavertaling maar die blijft zo prachtig dicht bij het origineel, en brengt zo mooi over wat Dante heeft geschreven, dat inderdaad niemand daar boos over kan worden. Integendeel. De vertaling werd uitsluitend positief besproken en heeft al meer dan twintig drukken beleefd.
Zo hoort het, en zo gaat het gelukkig vaak genoeg, en gelukkig zijn er vertalers die het aankunnen, en uitgevers die het aandurven.
Dante werd opnieuw vertaald en daarmee leesbaar gemaakt voor een nieuwe generatie lezers. Deze keus voor leesbaarheid werd gekoppeld aan de literaire kwaliteit.
De uitgever heeft ongetwijfeld ook aan geld gedacht: het werd tijd voor een nieuwe vertaling, en een die beter was en moderner dan al die andere die een beetje taai waren geworden, en soms wat al te gekunsteld in knellende versvoeten geperst.
Maar een heel oeuvre met een sensitiviteits-stofkam te lijf te gaan, lijkt van een heel andere orde. Niet de tekst, niet de schrijver, maar de gevoeligheidslezers liggen hier gevoelig, en daarmee ook de vraag met welke bedoeling de uitgever ze heeft ingeschakeld.
Dat is iets waarop de uitgeverijen, en de hele literaire wereld, inclusief PEN als een cerberus bovenop moet zitten. Zeker in deze tijd van internetpolitie, een tijd ook waarin media en uitgeverijen vóór alles moeten denken aan de winst: zeker nu moeten we opletten dat dit niet leidt tot een wereld waarin alleen nog verkorte en opgeschoonde Readers Digest-boekjes worden uitgegeven, slappe aftreksels van echte boeken.
Dahls uitgever bond meteen al in. Roald Dahl zelf zal postuum hebben gegniffeld toen de uitgever, beduusd door alle ophef, haastig de oude versie weer van stal haalde en die nu als ‘original’ in de winkels legt, naast de herziene versie (net als Coca Cola: toen alle nieuwe smaakjes tegenvielen en mensen bleken te hunkeren naar iets bruins waar ‘classic’ op stond, of ‘original’.)
De uitgever heeft gaandeweg toch nog wat bijval gekregen van mensen die de nieuwe Dahl er op nageslagen hebben. Men zegt dat er nog steeds heel veel ondeugends in de tekst staat, en dat de gewraakte woorden lang niet overal zijn geschrapt. En ‘honderden’ wijzigingen klinkt weliswaar als iets vreselijks, maar is misschien toch niet zo veel, uitgesmeerd over de 49 boeken die Dahl heeft geschreven?
Ik weet het niet. Hoopgevend is misschien ook, dat de nieuwe druk van Dahl al acht maanden in de winkels lag en dat niemand de verschillen had opgemerkt. Tot The Daily Telegraph er een artikel aan wijdde.
Dus misschien valt het echt mee. Deze keer.
Maar daarmee is de belangrijkste vraag nog altijd onbeantwoord: wanneer is bij een aanpassing van de tekst sprake van censuur?
Alles hangt af van de bedoeling waarméé een tekst wordt gewijzigd. En door wie: wie heeft bij de keuze voor een wijziging het laatste woord? De junta? De koning? De opvoeders? De nabestaanden van een schrijver? De gevoeligheidslezers? In alle bovenstaande gevallen moet je volgens mij bij voorbaat onmiddellijk vrezen dat er sprake is van censuur, omdat er andere dan literaire belangen meespelen, zoals de hoogte van de erfenis, de omvang van de winst, de goede naam van het vorstenhuis of de bescherming van de kinderziel.
Zodra niet-schrijvers zich met teksten gaan bemoeien, is censuur altijd akelig dichtbij. Dat was zo in Zuidoost-Azië, en dat is zo in Nederland.
Niet de politiek, niet de handel, maar de auteur zelf hoort bij tekstwijzigingen altijd doorslaggevend te zijn. En als hij dood is, zoals Dahl, moet de literaire kwaliteit van zijn tekst het laatste woord hebben. Anders gezegd: de wijziging moet lezen alsof de auteur het zelf heeft geschreven.
Wie dat bepaalt? De uitgever, en de vertaler. En daarna zullen literair gevoelige lezers en critici in alle vrijheid bepalen of het is gelukt.
Kortom: de woorden mogen worden gemoderniseerd, maar de bedoeling van de auteur én de stijl mogen niet worden aangetast, zelfs niet als de schrijver een rotzak is die Céline heet. Of Roald Dahl.
Ook bij PEN moet de discussie hierover gaan: of de grens tussen verbetering van een tekst, en censuur is overschreden. PEN Nederland huiverde, omdat het in het geval van Dahl misschien meeviel. We wilden niet reageren op basis van één krantenartikel. We weten het nog steeds niet.
Wat we wel weten is, dat de uitgever met het gevoeligheidsargument, en met het in één klap ‘opschonen’ van Dahls totale oeuvre akelig dicht in de buurt van censuur is gekomen. Hij is gewaarschuwd.
Voor mij was PEN altijd de vereniging die streed voor de vrijheid van het woord en die van schrijvers, uitgevers en vertalers, en dan vooral in verre landen als Myanmar, Soedan of Afghanistan. Nu is ook Nederland zo’n ver land aan het worden. Lale Gül en Pim Lammers moesten fysiek worden gered, en dat gebeurde. Maar inmiddels schuift de intimidatie, en daarmee de censuur verder op, gehuld in nieuwe, subtiele vormen die te maken hebben met de tijdgeest, met internet, met de stemming in het land – dat is een grijs gebied waar ook een organisatie als PEN Nederland – haar weg moet vinden. We leren, elke dag een beetje. De situatie dwingt ons om uitermate alert te blijven, klaar om ook in Nederland in te grijpen als dat nodig is. Te hopen valt dat ook bij de uitgevers de alertheid groeit.
Ook uitgevers moeten ervan doordrongen zijn dat ze er, net als hun schrijvers, niet zijn om anderen te behagen, maar om ze uit te dagen.