De waarheid in de tang van het asieldebat

Schrijver Peter Abspoel, cultureel antropoloog en filosoof, schreef mede namens PEN Nederland een opiniestuk over vluchtelingen. Een verkorte versie verscheen vandaag in Het Parool onder de titel ‘Wat bezielt ons achter slotgracht Fort Europa?’ Hieronder volgt de volledige tekst.

DE WAARHEID IN DE TANG VAN HET ASIELDEBAT

Het vrije woord is niet een soort vogeltje dat bescherming verdient omdat het zo leuk fladdert en zingt. Schrijvers vervullen (bewust of onbewust) een voorbeeldfunctie, of ze nu romans, poëzie of non-fictie schrijven. Door zorgvuldig om te gaan met taal, op een manier die recht doet aan de ervaringen en verhalen van mensen, doen ze de holheid van retoriek en propaganda uitkomen. Daarom proberen tal van regimes hun de mond te snoeren. In Nederland hebben schrijvers en journalisten weinig te vrezen. Wil dat zeggen dat het hier prima gesteld is met ons spreken over de wereld? Met totaal uit de lucht gegrepen beweringen komen politici en opiniemakers doorgaans niet weg. In discussies rond één onderwerp, echter, komen ze een aardig eind. Dat onderwerp is ‘vluchtelingen’.

Dat feiten een relatief onbelangrijke rol spelen in het asieldebat, komt niet doordat schrijvers en journalisten steken laten vallen. Wie wil, kan zich een vrij goed beeld vormen van de beproevingen waaraan vluchtelingen blootstaan. Er zijn boeken van vluchtelingschrijvers. Er is een keur aan interviews, reportages en documentaires. De drama’s die zich al jaren afspelen aan de Europese buitengrenzen, zijn vrijwel dagelijks in het nieuws. De foto’s van het lijkje van Aylan Kurdi op het strand van Lesbos staan in ieders geheugen gegrift. Ook van de leefomstandigheden van de miljoenen vluchtelingen die ‘opvang in de regio’ genieten, is door de media verslag gedaan. Onlangs ontving Cigdem Yuksel de Zilveren Camera voor haar foto’s van Syrische vluchtelingenkinderen die in Turkse fabrieken werken om hun families te helpen overleven. Toch, als we kijken naar het effect van alle met zorg vertelde verhalen op het beleid ten aanzien van vluchtelingen, moeten we zeggen: het is een druppel op een gloeiende plaat.

Hoe komt dat? Er zijn twee hoofdredenen: 1) in het asieldebat betekenen woorden zelden wat ze lijken te betekenen, en 2) het debat gaat voor een groot deel niet over vluchtelingen. Ziehier wat voorbeelden ter illustratie.

De echte vluchteling blijft altijd welkom. Wie de echte vluchteling is, bepaalt de IND in ons land, aan de hand van richtlijnen die in de loop der jaren gestaag zijn aangescherpt. De asielprocedure is een absurde hindernisbaan geworden. Ambtsberichten bagatelliseren de problemen in veel landen; wie ervandaan komt, wordt met een onmogelijke bewijslast opgezadeld. Als je niet alle feiten op een rijtje hebt, word je weggezet als leugenaar. Als je te laat met bewijzen komt, zijn ze niets meer waard. Als je uitgeprocedeerd raakt, maar niet terug kunt keren naar je land van herkomst, moet je bewijzen dat het niet aan jou ligt. Je kunt in beroep gaan tegen besluiten van de IND, maar de wet laat rechters weinig armslag. Degenen die afgewezen worden, belanden in de categorie ‘gelukszoekers’. De gewenste ratio tussen ‘echte vluchtelingen’ en ‘gelukszoekers’ kan via het beleid worden geregeld, zoals je met een thermostaat de temperatuur in een kamer kunt regelen. (Die ratio loopt in de EU-landen dan ook sterk uiteen.) Verder is het asielzoekers steeds moeilijker gemaakt Europa te bereiken – denk aan de Turkije-deal en de afgrendeling van de noordgrenzen van Griekenland. Het recht asiel aan te vragen, dreigt een dode letter te worden.

Alles moet gezegd kunnen worden. Maar waar komt het idee vandaan dat vluchtelingen een probleem zijn? Als de Oudtestamentische zondebok boeten vluchtelingen voor de (vermeende) ‘zonden’ van andere groepen. Het begon in Nederland in het laatste decennium van de vorige eeuw. Politiek-correcte lofzangen op een snel en ongepland gegroeide multiculturele samenleving begonnen in oren van velen hol te klinken. De gevestigde partijen werden in het nauw gedreven door anti-immigratiepartijen, die ‘de problemen benoemden’. Ze wilden nu laten zien dat zij ook hard durfden te zijn tegenover ‘buitenlanders’. De bestaande immigrantengroepen hadden inmiddels sterke rechten, en ze konden door huwelijksmigratie blijven groeien. Daarom werd de groep met de zwakste rechten uitgekozen voor demonstraties van daadkracht: die van de asielzoekers. Dat veel vluchtelingen hoogopgeleid waren, en zeer gemotiveerd om iets te maken van hun leven in Nederland, deed er niet toe.

We moeten het draagvlak in stand houden. Nadat politici er alles aan hadden gedaan om de komst van asielzoekers als een bedreiging voor te stellen, stelden ze het draagvlak voor het beleid voor als een onafhankelijke variabele: iets waarmee de politiek rekening diende te houden. Echter, Nederlanders die van dichtbij zagen wat er met asielzoekers gebeurde, waren geneigd zich voor hen in te zetten, en om hen heen te gaan staan als uitzetting dreigde. Dit spontaan groeiende draagvlak zagen beleidsmakers als een probleem. Asielzoekers werden voortaan in grote groepen gehuisvest buiten bevolkingscentra, liefst ergens diep in de bossen. De bewoners van de azc’s konden dan niet ruiken aan onze vrijheden – en ‘wij’ hoefden ons niet storen aan wat zich daar afspeelde.

Sindsdien zijn groepen Nederlanders die het zelf moeilijk hebben, vluchtelingen als concurrenten gaan zien. Ze zien zich als verliezers in de strijd om schaarse goederen, als banen en betaalbare huizen. De vrees voor islamistisch terrorisme kwam erbij. Nederlandse bewindslieden en politici hebben racistisch geweld tegen vluchtelingen natuurlijk veroordeeld, maar ze hebben weinig gedaan, de afgelopen jaren, om de voedingsbodem ervan weg te nemen. De emoties van boze burgers lijken te worden beschouwd als een natuurkracht – opnieuw, als iets om rekening mee te houden.

Kortom, het Nederlandse debat over het asielbeleid wordt al lang gegijzeld door een vreemde mix van verdraaide feiten, irrelevante feiten, en door het beleid zelf gecreëerde feiten. Politici verschuilen zich achter angsten van ‘het volk’ die ze zelf aanwakkeren.

Ooit zullen we ons moeten afvragen wat ons bezield heeft. Waarom spraken we schande van de muur die president Trump wilde bouwen tussen Mexico en de Verenigde Staten, maar lieten we toe dat in de slotgracht die Fort Europa omringt twee keer zoveel migranten en vluchtelingen omkwamen als in heel de rest van de wereld? Waarom vonden we het normaal om te streven naar een beleid waarvan een afschrikwekkend effect uitging, op mensen die in de zwakst denkbare positie verkeerden? Het gedrag van mensen beïnvloeden door ze schrik aan te jagen, om hun zo rechten te ontzeggen die hun toekomen – als dat elders gebeurde, hadden we er toch sterke termen voor paraat?

Het is verkiezingstijd. Vluchtelingen worden slechts genoemd door partijen die er minder van willen. Kennelijk geloven politici dat wie het nu voor vluchtelingen opneemt, zichzelf in de voet schiet. Men praat liever over ‘fatsoen’ en ‘normaal doen’. Goed, dan willen wij graag meedoen. Het is een kwestie van fatsoen, zouden we willen zeggen, dat we zorgen dat vluchtelingen via legale routes naar Europa kunnen komen, zonder hun leven (nogmaals) op het spel hoeven te zetten, en zonder gebruik te hoeven maken van de diensten van mensensmokkelaars. Het is niet fatsoenlijk om ons geweten te sussen door een handjevol mensen te omhelzen dat de finish heeft gehaald van een gruwelijke hordeloop, die we zelf hebben ingericht.

Peter Abspoel, mede namens het bestuur van PEN Nederland

Peter Abspoel is cultureel antropoloog, filosoof en schrijver. Hij werkte als stafmedewerker van een landelijke vluchtelingenorganisatie en was mede-oprichter van Stichting Ons Pardon (Wageningen). In 2016 publiceerde hij het boek “Zingeving in het Westen.” PEN International dringt met een meerjarige Global Campaign aan op een betere bescherming van vluchtelingen.