“Meeste journalisten niet vermoord vanwege religieus extremisme, maar door lokale machthebbers”

johnralstonsaulIn januari is PEN International-voorzitter John Ralston Saul, vergezeld door een aantal directieleden van PEN International en PEN France, afgereisd naar Parijs om de slachtoffers van de schietpartij op het kantoor van het satirische weekblad Charlie Hebdo te herdenken. Namens PEN International zijn er bloemen en een geschreven boodschap achtergelaten. Daarna heeft Saul gesproken op een door UNESCO georganiseerde bijeenkomst voor journalisten, schrijvers, uitgevers en redacteuren. Hieronder een beknopte samenvatting van zijn speech, uit de PEN International nieuwsbrief van januari:

De voorzitter van PEN International meent dat het grootste maatschappelijke gevaar tijdens de nasleep van dergelijke tragedies afkomstig is van groepen die gebruik proberen te maken van de verschrikkelijke gebeurtenissen; groepen met het oogmerk hun eigen macht en inkomen te vergroten of boodschap te verkondigen. Het zaaien van paniek en de roep om gewelddadige oplossingen door uiteenlopende extremistische groeperingen worden als voorbeelden genoemd.

Dit soort uitingen, aldus Saul, vertroebelen juist het correcte beeld van situaties waarin journalisten en schrijvers worden onderdrukt, opgesloten of vermoord. Van de 200 vermoorde schrijvers en journalisten per jaar wordt de grote meerderheid niet gedood vanwege religieus extremistische opvattingen, maar omdat zij hun lokale machthebbers (politici, georganiseerde misdaad, bedrijfsleven) zouden hebben beledigd. Het merendeel van de opgesloten of vermoorde schrijvers en journalisten is werkzaam in landen waar op grote schaal corruptie, oftewel een samenwerking plaatsvindt tussen de drie bovengenoemde machten.

Saul wijst dan ook naar de straffeloosheid in deze landen, en benoemt die als het grootste gevaar voor schrijvers en journalisten. Niet religieus extremisme. Het feit dat overheden en criminele organisaties ongestraft mensen die kritiek op hen uiten, kunnen vermoorden is het daadwerkelijk grootste gevaar.

Aan de roep om de oorlog te verklaren aan het religieus extremisme, veel gehoord in het Westen de laatste weken, moet men dan ook geen gehoor willen geven. De in het (recente) verleden voorgenomen maatschappelijke “oorlogen” tegen achtereenvolgens georganiseerde misdaad, drugs en terrorisme leidden uiteindelijk alleen maar tot een verminderde wereldwijde vrijheid van meningsuiting. Wat beschouwd kan worden als een overwinning voor de terreur.

Maar Saul hoorde in de weken na de aanslag op Charlie Hebdo gelukkig ook bemoedigende geluiden vanuit de maatschappij. Vele mensen, waaronder ook schrijvers, durfden in het publieke debat fundamentele sociale kwesties aan te kaarten. In de vorm van een roep om de structuur van het onderwijs te veranderen, dit onderwijs maatschappelijk toegankelijker te maken, of het aandragen van beleidswijzigingen die ervoor kunnen zorgen dat bepaalde immigrantengemeenschappen niet nog verder maatschappelijk geïsoleerd raken.