Bij de plotse dood van een indrukwekkende Tibetaan – in memoriam Lobsang Chokta

lobsang-chokta

Lobsang met poster van de ernstig gemartelde en levenslang gevangen zittende Oeigoerse schrijver/mensenrechtenactivist Ilham Tohti.

De Tibetaanse mensenrechtenactivist Lobsang Chokta is onverwachts en onder vreemde omstandigheden gestorven. Job Degenaar schreef namens PEN Nederland dit bericht:

“Op 13 februari kwam tijdens onze bestuursvergadering het onthutsende bericht binnen dat Lobsang Chokta, vice-voorzitter van het Tibetaanse PEN-centrum, in New Delhi was neergestoken. Lobsang (34) was een zeer toegewijde mensenrechtenactivist voor de Tibetaanse gemeenschap. Zijn moedige houding, rustige heldere stem en integere, sympathieke uitstraling maakten op velen van de internationale PEN-gemeenschap een onuitwisbare indruk.

Welk drama zich precies heeft afgespeeld, is onzeker. Er zijn twee Tibetanen neergestoken: Tenzin Choedak, monnik van het klooster Drepung Gomang, en ex-monnik Lobsang, ook bekend als Totsik Choedak. Lobsang leefde nog toen ze werden gevonden, maar overleed aan zijn verwondingen op weg naar het ziekenhuis. Misschien wilde de een de ander neersteken, omdat hij in Tibet tot een andere geloofsrichting behoort; of trachtte de een de zelfmoord van de ander te voorkomen. Mogelijk is er een derde in het spel of is er sprake van een aanslag, georganiseerd door de Chinese autoriteiten. Lobsang kwam immers openlijk uit voor zijn steun aan de Tibetaanse gemeenschap, aan de Oeigoerse minderheid en aan de gevangen Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo. Het lijkt ons uitgesloten dat hij, die louter vredelievendheid en harmonie nastreefde, zichzelf of een ander om het leven wilde brengen.

Op een PEN-congres in Girona in juni 2014 zei hij over zijn eigen situatie:

‘In Tibet was ik leraar voor jonge monniken in de kloosterschool Kirti, Ngaba. Ik moest uit Tibet vluchten en kwam naar India, omdat de Chinese regering herhaaldelijk druk uitoefende om onze school te sluiten. In 2001 heeft de centrale Chinese regering dat met geweld gedaan, omdat onze school in mijn district het hart vormde van de Tibetaanse studies. Op dat moment studeerden er ongeveer 700 Tibetaanse kinderen op school.’

‘Zestien jaar geleden kwam ik naar India. Mijn dierbare moeder en alle andere familieleden zijn nog in Tibet. In de eerste jaren van mijn ballingschap kon ik niet met hen communiceren; we waren volledig van elkaar afgesneden. In de tussentijd stierven mijn zeer geliefde oma, mijn spirituele leraar en vele dierbare familieleden zonder dat we elkaar ooit nog gezien hadden.
In 2008 stonden Tibetanen op tegen het meedogenloos brute beleid van de Chinese overheid in Tibet. Tijdens die vreedzame protesten werden op 14 maart in mijn huis in Amdo Ngaba meer dan 10 Tibetaanse demonstranten doodgeschoten door de Chinese strijdkrachten. Onder hen was mijn nicht Lhundup Tso, een 16-jarige middelbare scholiere. Ze werd in het voorhoofd geschoten en was op slag dood. Ze stierf met een foto van de Dalai Lama in haar hand.’

‘Tot nu toe ben ik niet teruggekeerd naar Tibet en ik zal waarschijnlijk niet in staat zijn om dit te doen tot Tibet vrij is, dit vanwege mijn artikelen en mijn boek over de politieke situatie en de mensenrechten in Tibet. Bovendien bracht ik als vice-president van de Tibetaanse PEN geregeld verslag uit van de verhalen van gevangen Tibetaanse schrijvers en kunstenaars en nam tijdens conferenties van PEN International deel aan en sprak over Tibetaanse kwesties. De Chinese overheid houdt een register hiervan bij. Daarom zou het voor mij gevaarlijk zijn om terug te keren naar Tibet. Zelfs mijn telefoongesprekken worden afgeluisterd en opgenomen door de Chinese overheid, omdat alle telecommunicatie in Tibetaanse gebieden in Tibet wordt gecensureerd. In mijn district Ngaba is internet verboden voor gewone mensen. Dat recht is alleen voorbehouden aan de lokale overheden. Om deze redenen kunnen mijn moeder in Tibet en ik alleen spreken over algemene dingen.’

Het verhaal dat ik hier net met u heb gedeeld, is slechts het verhaal van één enkele Tibetaan. Er zijn meer dan 120.000 Tibetaanse vluchtelingen in ballingschap; sommigen hebben soortgelijke verhalen en sommigen hebben veel ergere verhalen te vertellen dan het mijne. Mijn land verkeert in een uitzonderlijke situatie en we hebben geen andere keuze dan daar zo goed mogelijk mee om te gaan.

Dank voor het luisteren.’                                                                

Zijn indrukwekkende verschijning zal maar erg moeilijk uit onze gedachten verdwijnen.

Namens PEN Nederland,

Job Degenaar