Impressies van de conferentie in Bled (Slovenië)
Peter Abspoel
Het is moeilijk een omgeving te bedenken waar conflicten verder weg lijken. Uit het hotelraam keek ik uit over het spiegelende meer van Bled. Twee witte kerken staken af tegen de bomen, de ene dichterbij, omringd door een handvol huizen, de andere heel in de verte, solitair op een eilandje. Recht voor me, op een steile rots, verhief zich een middeleeuws kasteel – maar zelfs dat schijnt geen gewelddadige geschiedenis te hebben gekend. Verder vrijwel ongerepte, beboste hellingen, met daarachter de eeuwige sneeuw op Triglav, de hoogste berg van Slovenië.
In Bled vond voor de 51ste keer de jaarlijkse conferentie plaats van het PEN Writers for Peace Committee. Ik vroeg me af of de idyllische locatie deels het wat wereldvreemde karakter verklaarde van veel van de resoluties die hier waren uitgebroed, en waarover we ons op congressen hadden moeten uitspreken. PEN Nederland heeft al een aantal keer bezwaar gemaakt tegen resoluties over onderwerpen die weinig of niets te maken hadden met literatuur of de vrijheid van meningsuiting. We stonden daarin niet alleen.
Jarenlang hadden we niemand afgevaardigd naar de conferentie. Nu waren er twee redenen om wel te gaan. Ten eerste, het leek mogelijk dingen te veranderen, mede omdat het comité een nieuwe voorzitter zou krijgen. En ten tweede, ik had op het congres in Pune, als voorbeeld van een conflict dat mijns inziens wel vroeg om bemoeienis van PEN – omdat taalrechten er centraal in staan – de strijd in het Engelstalige deel van Kameroen genoemd. Het was nu een kwestie van putting my money where my mouth was.
De Fransman Emmanuel Pierrat werd verkozen en geïnstalleerd als nieuwe voorzitter; hij werd daarmee de eerste niet-Sloveen met deze functie. Er werden ook vice-presidents (her)benoemd. Dit soort procedures namen – trouw aan de PEN-gebruiken – uren in beslag. Toen een lange lijst van mogelijke aandachtspunten werd voorgelezen, herhaalde ik het standpunt dat het beter was te zien waar we werkelijk een verschil konden maken, dan om de wereld te laten weten (maar wie luistert er?) wat we vinden van van alles en nog wat. Schrijvers denken te makkelijk dat ze klaar zijn met iets, zei ik, als ze een geschrift hebben opgesteld. Sommigen vielen me bij. Of de meerderheid blij was met mijn kritiek, was onduidelijk. Bemoedigend was dat mijn voorstel om een actie voor te bereiden naar aanleiding van het conflict in Kameroen met algemene stemmen werd aangenomen. Ik kreeg de opdracht een werkgroep te formeren die, in samenspraak met het office in Londen, moet gaan experimenteren met een nieuwe, meer resultaatgerichte aanpak. Tijdens de conferentie wist ik alvast enkele werkgroepleden te rekruteren.
De rond de vijftig deelnemers waren voor het overgrote deel afkomstig uit Europese landen. De grootste delegaties waren de Sloveense (de organisatoren) en de Franse. De nieuwe voorzitter pleitte ervoor extra bijeenkomsten buiten Europa te houden, en dacht daarbij aan Afrika. Dit voorstel was mij sympathiek. Het Writers for Peace Committee zou er zo wellicht voor kunnen zorgen dat de problemen waarmee schrijvers en journalisten in Afrika worstelen wat hoger op de agenda van PEN International komen. We hebben al verschillende keren aangegeven dat we vinden dat er te weinig aandacht is voor wat zich op dit continent afspeelt.
Van tevoren was mijn beeld van er in Bled gebeurde vooral bepaald door de resoluties. Onder de aangename verrassingen waren ‘rondetafelgesprekken’ over twee onderwerpen: over hoe de jeugd ertoe bewogen kan worden literatuur te lezen, en over hoe literatuur beelden van ‘de ander’ kan bevestigen of juist ter discussie kan stellen. Er werden papers gepresenteerd; en de discussie naar aanleiding ervan was levendig en helder.
Omdat het programma niet overvol was, was het mogelijk met velen uitgebreid te spreken, in en rond het hotel, maar ook tijdens excursies. In Kranj werden we ontvangen en onthaald door de Sloveense minister van cultuur; in Ljubljana door de burgemeester; verder bezochten we een fototentoonstelling en literaire evenementen.
Toen ik mijn koffer pakte, en voor een laatste keer een blik wierp op het uitzicht, was ik dankbaar voor de ontspannen sfeer die het mogelijk had gemaakt over vrijwel alles met de aanwezigen te spreken. Maar ook voelde ik dat het tijd was om aan de bubbel te ontsnappen, en mijn geest weer te laten wennen aan de echte, veel minder harmonieuze wereld.